Culemborg is geen echte ‘Meubelstad’ meer. Van de ruim zestig meubelfabrieken die Culemborg na de oorlog kende zijn er nog vier in bedrijf. Namen uit de vervlogen historie zijn nog bekend, maar hebben een andere klank gekregen. De Gelderlandfabriek bij het station is een theater en atelier, Palumbus is een grote parkeerplaats en de fabriek van Van Gaasbeek & Van Tiel is een ‘stadswerkplaats’.
|
Culemborgs historieverteller Jack van der Winkel (1938- 2018) herinnerde zich zijn geboorteplaats als een ‘zeer bedrijvig stadje’. “Als ik in mijn jeugd door Culemborg liep, hoorde ik in bijna elke straat wel het zingen van zaagmachines en vlakbanken, afkomstig uit de verschillende grote en kleine meubelfabrieken.” Bijna al die bedrijven waren toen nog in de stad en binnen de stadsgrachten gevestigd.
Al in de negentiende eeuw waren er in Culemborg stoelenfabriekjes, waar de traditionele ‘Kuilenburgse stoel’, met zijn biezen zitting, werd gemaakt. Vanaf de Eerste Wereldoorlog werd die nijverheid een echte industrie, die aan steeds meer mensen werk bood. Een industrie met nieuwe eiken ‘oud hollandsche’ en gestoffeerde modellen. En met grotere fabrieken, deels al buiten de stad, en in de vorm van een N.V. Voorbeelden hiervan zijn de N.V. Culemborgse Stoelenfabriek (1916) aan de Oostersingel, de N.V. Stoommeubelfabriek Slavonia (1918) achter het Station, en de N.V. Luxe Stoommeubelfabriek ‘Palumbus’ (1920) aan de Redichemse dijk.
Culemborg telde in 1919 vier grote fabrieken en enkele kleinere bedrijfjes. De arbeiders staakten toen voor een loon van 46 cent per uur voor alle volwassen werklieden, bij een arbeidsduur van 51 uren per week. Toen in 1941 opnieuw een C.A.O. tot stand kwam, waren er in onze stad al twintig meubelfabrieken. In 1962 circa vijftig: er werkten zo’n 1.250 mensen in de houten-meubelen en nog eens 450 bij Gispen, dat naast haar stalen kantoormeubilair meer en meer woonmeubels ging fabriceren.
Het zijn de hoogtijdagen van de industrie, die in de jaren ’70 zijn eerste klappen kreeg. De vier Culemborgse meubelfabrieken van nu zijn de Gelderlandgroep, Gispen, Havee Meubelen en Van der Sluys Stalen Meubelen.
Al in de negentiende eeuw waren er in Culemborg stoelenfabriekjes, waar de traditionele ‘Kuilenburgse stoel’, met zijn biezen zitting, werd gemaakt. Vanaf de Eerste Wereldoorlog werd die nijverheid een echte industrie, die aan steeds meer mensen werk bood. Een industrie met nieuwe eiken ‘oud hollandsche’ en gestoffeerde modellen. En met grotere fabrieken, deels al buiten de stad, en in de vorm van een N.V. Voorbeelden hiervan zijn de N.V. Culemborgse Stoelenfabriek (1916) aan de Oostersingel, de N.V. Stoommeubelfabriek Slavonia (1918) achter het Station, en de N.V. Luxe Stoommeubelfabriek ‘Palumbus’ (1920) aan de Redichemse dijk.
Culemborg telde in 1919 vier grote fabrieken en enkele kleinere bedrijfjes. De arbeiders staakten toen voor een loon van 46 cent per uur voor alle volwassen werklieden, bij een arbeidsduur van 51 uren per week. Toen in 1941 opnieuw een C.A.O. tot stand kwam, waren er in onze stad al twintig meubelfabrieken. In 1962 circa vijftig: er werkten zo’n 1.250 mensen in de houten-meubelen en nog eens 450 bij Gispen, dat naast haar stalen kantoormeubilair meer en meer woonmeubels ging fabriceren.
Het zijn de hoogtijdagen van de industrie, die in de jaren ’70 zijn eerste klappen kreeg. De vier Culemborgse meubelfabrieken van nu zijn de Gelderlandgroep, Gispen, Havee Meubelen en Van der Sluys Stalen Meubelen.